Als je Leh benadert, via de stoffige hellingen vol kiezels die de stad van de Indusvallei scheiden, is het niet moeilijk voor te stellen hoe men zich in de karavanen op de oude Himalayaroutes vanuit Jarkhand en Tibet gevoeld moet hebben. Een mengeling van opluchting over het volbrengen van de tocht door het hooggebergte en het vooruitzicht van een ontspannen verblijf in een van de mooiste steden van Centraal-Azië.
Ruïnes
De hoofdstad van Ladakh ligt aan de voet van de ruïnes van een Tibetaans paleis. Leh strekt zich gedeeltelijk uit in een vallei die in noordelijke richting naar de geërodeerde en besneeuwde toppen van het Stok-Kangrimassief van 6.120 meter hoog loopt. De ruïne bestaat uit een doolhof van kleistenen en beton, aan de ene kant geflankeerd door een dor stuk woestijn, en aan de andere kant door een strook vruchtbaar, geïrrigeerd akkerland.
Hoofdstad Ladakh
Leh is pas hoofdstad sinds de zeventiende eeuw, toen Sengge Namgyal er zijn hof vanuit het vijftien kilometer zuidoostelijk gelegen Shey naartoe verhuisde om dichter in de buurt van de Khardung La-Karakoram-corridor naar China te zijn. De verhuizing betaalde zich terug: binnen een generatie was de stad uitgegroeid tot een van de meest welvarende plaatsen aan de zijderoute.
Leh dankte zijn voorspoed met name aan de soennitisch-islamitische kooplieden, waarvan de nazaten hoofdzakelijk in het labyrintische oude deel wonen, maar daar kwam een abrupt einde aan toen de Chinese grens in de jaren vijftig gesloten werd. Pas na de Indiaas-Pakistaanse oorlogen van 1965 en 1971 herontdekte India de strategische waarde van de hoofdstad en zag de toekomst er weer wat rooskleuriger uit.
Tibetaanse gebedsvlaggetjes
Tegenwoordig zijn het de jawans (soldaten) en hun gezinnen, van de naburige land- en luchtmachtbases, die de lokale economie bepalen. Met name in de winter, wanneer buitenlandse toeristen, voor wie de grens in 1974 opengesteld werd, een zeldzaamheid zijn.
Leh is sinds de opkomst van het toerisme meer dan twee keer zo groot geworden en lijkt in niets meer op het slaperige stadje uit de jaren zeventig. Veel kruideniers en ouderwetse kleermakers zijn uit de hoofdstraat verdrongen door souvenirshops, internetcafés, kunstwinkeltjes en Tibetaanse restaurants.
Leh is echter vooral een levendige, maar ontspannen plaats waar je goed van een lange busreis kunt bijkomen. Bezienswaardigheden in en om de stad zijn onder meer het voormalige paleis en de Namgyal Tsemo Gompa met zijn talloze gebedsvlaggetjes, boven de stoffige straatjes van de oude wijk.
Klooster en paleis
Na een wandelingetje in noordelijke richting door de velden kom je bij het kleine Sankar klooster met moderne, tantrische muurschilderingen en een duizendkoppige Avalokitesvara-bodhisattva. Leh is ook een prima basis voor langere dagtochten naar de Indusvallei. Tot de vele schilderachtige dorpjes en gompa's die per bus bereikbaar zijn behoren Shey, met een vervallen, zeventiende-eeuws paleis, en de spectaculaire Tikse Gompa.
Dankzij het kolossale paleis in het noorden is verdwalen in Leh vrijwel onmogelijk. De brede straat Main Bazaar die van noord naar zuid door het hart van de stad loopt, scheidt de labyrintische oude stad en het naburige poloterrein van de groene, en ruim opgezette woonwijken Karzoo en Suki in het westen.
De andere belangrijke doorgaande weg, Fort Road, loopt vanaf de hoofdstraat naar het westen. Deze slingert langs de taxistandplaats en diverse hotels, restaurants en winkels, richting het kantoor van Air India aan de zuidrand van de stad.
Herders en kooplieden
Na het inchecken in een hotel of guesthouse gaan de meeste mensen de eerste dag vooral sfeer proeven op de bazaar. Een jaar of tachtig geleden was deze bruisende, door bomen omzoomde boulevard een van de drukste markten tussen Jarkhand en Kasjmir. Kooplieden uit Srinagar en de Punjab verhandelden er pasjminawol van nomadische herders uit het westen van Tibet, en ruwe zijde die met kamelen over het Karakoramgebergte gebracht werd.
Hoewel er tegenwoordig overwegend kitschwinkeltjes en zaken met nijverheid zitten, heerst er nog wel een uitgesproken centraal Aziatische sfeer. Ook als je helemaal geen uitrusting voor een trektocht nodig hebt moet je zeker een kijkje nemen bij de diverse, zogenaamde provision stores, met etalages vol felroze, turkooizen en wijnrode zijden sjerpen.
Tempel
Als je genoeg hebt van de bazaar kun je langs de groen-witte Jama Masjid, de moskee, lopen en vanaf daar een van de straatjes naar de oude stad volgen. Afgezien van een enkele elektriciteitskabel en betonnen pad, lijkt hier sinds de bouw van de zestiende-eeuwse huisjes met platte daken en de vervallen chortens en mani-muren, nauwelijks iets veranderd te zijn, met name op het gebied van riolering.
Absoluut de moeite waard is de Chambatempel, maar in je eentje is die lastig te vinden. Vraag bij de tweede rij winkels aan de linkerkant voorbij de grote boog naar de sleutelhouder (gonyer), die kan je de weg wijzen. In het kleine heiligdom staat een enorm standbeeld van Maitreya, de Boeddha die op aarde geboren zal worden, en er zijn prachtige muurschilderingen te zien.