Het grotendeels ongerepte en nog niet door de commercie aangetaste Koh Kood (ook wel geschreven als Ko Kut of Ko Kud) is het op drie na grootste eiland van Thailand. Koh Kood staat bekend om zijn witte stranden en heldere turkooisblauwe water, maar weet ook natuurliefhebbers te boeien.
Grote delen van de kust zijn begroeid met struikgewas en mangrovebossen, en in het binnenland heeft het maagdelijke regenwoud slechts ten dele plaatsgemaakt voor de rubber- en palmboomplantages. Het eiland is 25 kilometer lang en 12 kilometer breed, maar er is slechts 20 kilometer verharde weg. Veel gebieden zijn alleen te bereiken via zanderige paden of bevaarbare waterwegen, andere gebieden zijn ondoordringbaar.
Watervallen
Het hoogste punt van het eiland is de 315 meter hoge Khao Phaenthi, ten zuidoosten van het midden. Koh Kood is een eiland om te voet of per kajak te ontdekken, vooral in het koude seizoen, wanneer er een verfrissende wind kan waaien. In het binnenland zijn enkele watervallen. De Nam Tok Khlong Chao-waterval, ter hoogte van Ao Khlong Chao, is de bekendste en trekt wel dagjesmensen van Koh Chang en Koh Mak.
Het weinig toegankelijke Koh Kood was tot nu toe bijna geheel voorbehouden aan georganiseerde groepsreizigers, maar dankzij de verbeterde bootverbindingen beginnen ook onafhankelijke reizigers Koh Kood te ontdekken. Er zijn nu geregelde veerdiensten met het vasteland en met Koh Chang en Koh Mak, en er zijn zelfs plannen voor een verbinding met Ban Hat Lek, aan de Cambodjaanse grens, vanaf Ban Ao Salat aan de noordoostkust. Ook is er nu wat goedkopere accommodatie.
Vis, kokos en rubber
Koh Kood blijft echter vooral een mooi-weer-bestemming, want van juni tot oktober varen er door het ruwe weer nauwelijks boten. Een deel van de accommodatie blijft open, vaak tegen aantrekkelijke kortingen, voor wie zich niet laat afschrikken door mogelijke regen en de grote rust.
De belangrijkste bron van bestaan voor de 1.500 eilandbewoners zijn de visvangst en de kokospalm- en rubberboomplantages. Er wonen veel afstammelingen van de Khmer, die begin twintigste eeuw de Franse overheersers van Cambodja ontvluchtten en zich hier vestigden.
Accommodaties
De belangrijkste nederzettingen zijn Ban Khlong Hin Dam, landinwaarts ter hoogte van de Hin Dam-steiger, Ban Khlong Mat, dat een paar kilometer noordelijker ligt aan een natuurlijke baai aan de kust, het vissersdorpje Ban Ao Salat aan de noordoostkust en het vissersplaatsje Ban Ao Yai aan de zuidoostkust.
Aan de zuidwestkust liggen nog enkele kleinere dorpjes in de buurt van stranden als Ao Khlong Chao en Ao Ngamkho, waar je de beste accommodatie en restaurants vindt, ook in de goedkopere prijsklasse. Ao Bang Bao heeft betaalbare bungalows en het langste en beste strand, maar geen dorp of voorzieningen. Alle overige stranden aan de westkust zijn afgelegen oorden met een of hooguit twee duurdere resorts. Het geïsoleerde Ao Jark maakt met zijn overdonderende schoonheid de meeste indruk, maar Ao Khlong Mat heeft betere accommodatie.